verronselen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verronsel | verronselde | heb verronseld |
jij, je, u | verronselt | verronselde | hebt verronseld |
hij, zij, het | verronselt | verronselde | heeft verronseld |
wij | verronselen | verronselden | hebben verronseld |
jullie | verronselen | verronselden | hebben verronseld |
zij, ze | verronselen | verronselden | hebben verronseld |
PresensBeta
Example presens sentences for Verronselen with some of the pronouns.
- Ik veronsel (regelmatig werkwoord) mensen voor het project.
- Hij veronselet zijn vrienden om mee te gaan naar het feest.
- Zij veronselen potentiële klanten voor het bedrijf.
- Wij veronselen vrijwilligers voor de organisatie.
- Jullie veronselen vaak nieuwe leden voor de club.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verronselen with some of the pronouns.
- Vroeger veronselde ik mensen voor het project.
- Hij veronselede zijn vrienden om mee te gaan naar het feest.
- Zij veronseleden potentiële klanten voor het bedrijf.
- Wij veronseleden vrijwilligers voor de organisatie.
- Jullie veronseleden vaak nieuwe leden voor de club.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verronselen with some of the pronouns.
- Ik heb mensen veronseld voor het project.
- Hij heeft zijn vrienden veronseled om mee te gaan naar het feest.
- Zij hebben potentiële klanten veronseld voor het bedrijf.
- Wij hebben vrijwilligers veronseld voor de organisatie.
- Jullie hebben vaak nieuwe leden veronseld voor de club.