versimpelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | versimpel | versimpelde | heb versimpeld |
jij, je, u | versimpelt | versimpelde | hebt versimpeld |
hij, zij, het | versimpelt | versimpelde | heeft versimpeld |
wij | versimpelen | versimpelden | hebben versimpeld |
jullie | versimpelen | versimpelden | hebben versimpeld |
zij, ze | versimpelen | versimpelden | hebben versimpeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Versimpelen with some of the pronouns.
- Ik versimpel de taal voor mijn leerlingen.
- Jij versimpelt de instructies voor het project.
- Hij/Zij/Het versimpelt de complexe theorieën.
- Wij versimpelen de procedures om efficiëntie te bevorderen.
- Jullie versimpelen de problemen door ze stap voor stap op te lossen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Versimpelen with some of the pronouns.
- Ik versimpelde de taal voor mijn leerlingen.
- Jij versimpelde de instructies voor het project.
- Hij/Zij/Het versimpelde de complexe theorieën.
- Wij versimpelden de procedures om efficiëntie te bevorderen.
- Jullie versimpelden de problemen door ze stap voor stap op te lossen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Versimpelen with some of the pronouns.
- Ik heb de taal versimpeld voor mijn leerlingen.
- Jij hebt de instructies voor het project versimpeld.
- Hij/Zij/Het heeft de complexe theorieën versimpeld.
- Wij hebben de procedures versimpeld om efficiëntie te bevorderen.
- Jullie hebben de problemen versimpeld door ze stap voor stap op te lossen.