aanlanden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | land aan | landde aan | ben aangeland |
jij, je, u | landt aan | landde aan | bent aangeland |
hij, zij, het | landt aan | landde aan | is aangeland |
wij | landen aan | landden aan | zijn aangeland |
jullie | landen aan | landden aan | zijn aangeland |
zij, ze | landen aan | landden aan | zijn aangeland |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanlanden with some of the pronouns.
- De vliegtuigen landen aan op Schiphol.
- De astronauten landen aan op de maan.
- De boot landt aan bij de haven.
- De vogels landen aan in de bomen.
- De parachutisten landen aan op het veld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanlanden with some of the pronouns.
- Vroeger landden de vliegtuigen aan op een andere luchthaven.
- Toen de astronauten naar de maan gingen, landden ze aan met een speciale module.
- De boot landde aan bij verschillende eilanden tijdens de reis.
- In het verleden landden de vogels altijd aan in onze tuin.
- De parachutisten landden aan na een spectaculaire sprong uit het vliegtuig.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanlanden with some of the pronouns.
- De vliegtuigen zijn aan Schiphol geland.
- De astronauten zijn op de maan geland.
- De boot is bij de haven aangeland.
- De vogels zijn in de bomen geland.
- De parachutisten zijn op het veld geland.