kloten

Conjugations List of Kloten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklootklootteheb gekloot
jij, je, uklootkloottehebt gekloot
hij, zij, hetklootklootteheeft gekloot
wijklotenkloottenhebben gekloot
jullieklotenkloottenhebben gekloot
zij, zeklotenkloottenhebben gekloot

Presens
Beta

Example presens sentences for Kloten with some of the pronouns.

  • Ik kloot met mijn telefoon wanneer ik verveeld ben. (I mess around with my phone when I'm bored.)
  • Hij kloot altijd met zijn huiswerk en haalt slechte cijfers. (He always messes around with his homework and gets bad grades.)
  • Wij kloten graag tijdens de pauzes op het werk. (We like to goof around during work breaks.)

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kloten with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, klootte ik vaak met mijn speelgoed. (When I was young, I used to mess around with my toys.)
  • Hij klootte vroeger altijd met zijn broers en zussen. (He used to mess around with his siblings all the time.)
  • Wij klootten regelmatig tijdens de les en werden daarvoor gestraft. (We used to mess around during class regularly and got punished for it.)

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kloten with some of the pronouns.

  • Ik heb gekloot met de instellingen van mijn computer en nu werkt hij niet meer. (I messed around with the settings of my computer, and now it doesn't work anymore.)
  • Zij heeft flink gekloot met haar presentatie, maar het is uiteindelijk goed gegaan. (She really messed around with her presentation, but in the end, it went well.)
  • Jullie hebben veel gekloot met de opstelling van het voetbalteam, maar het heeft niet geholpen. (You guys messed around a lot with the lineup of the soccer team, but it didn't help.)