verslijpen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verslijp | versleep | heb verslepen |
jij, je, u | verslijpt | versleep | hebt verslepen |
hij, zij, het | verslijpt | versleep | heeft verslepen |
wij | verslijpen | verslepen | hebben verslepen |
jullie | verslijpen | verslepen | hebben verslepen |
zij, ze | verslijpen | verslepen | hebben verslepen |
PresensBeta
Example presens sentences for Verslijpen with some of the pronouns.
- Ik verslijp mijn potlood regelmatig.
- Jij verslijpt je schoenen snel.
- Hij verslijpt zijn mes in de keuken.
- Wij verslijpen onze tafel voorzichtig.
- Zij verslijpen hun tandenborstels te vaak.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verslijpen with some of the pronouns.
- Ik versleet mijn potlood vroeger vaak.
- Jij versleet je schoenen snel.
- Hij versleet zijn mes in de keuken regelmatig.
- Wij versleten onze tafel voorzichtig.
- Zij versleten hun tandenborstels te vaak.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verslijpen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn potlood versleten.
- Jij hebt je schoenen snel versleten.
- Hij heeft zijn mes in de keuken versleten.
- Wij hebben onze tafel voorzichtig versleten.
- Zij hebben hun tandenborstels te vaak versleten.