verwerkelijken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verwerkelijk | verwerkelijkte | heb verwerkelijkt |
jij, je, u | verwerkelijkt | verwerkelijkte | hebt verwerkelijkt |
hij, zij, het | verwerkelijkt | verwerkelijkte | heeft verwerkelijkt |
wij | verwerkelijken | verwerkelijkten | hebben verwerkelijkt |
jullie | verwerkelijken | verwerkelijkten | hebben verwerkelijkt |
zij, ze | verwerkelijken | verwerkelijkten | hebben verwerkelijkt |
PresensBeta
Example presens sentences for Verwerkelijken with some of the pronouns.
- Ik verwerkelijk mijn dromen.
- Jij verwerkelijkt je doelen.
- Hij verwerkelijkt zijn plannen.
- Zij verwerkelijkt haar ambities.
- Wij verwerkelijken onze visie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verwerkelijken with some of the pronouns.
- Ik verwerkelijkte mijn dromen.
- Jij verwerkelijkte je doelen.
- Hij verwerkelijkte zijn plannen.
- Zij verwerkelijkte haar ambities.
- Wij verwerkelijkten onze visie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verwerkelijken with some of the pronouns.
- Ik heb mijn droom verwerkelijkt.
- Jij hebt je doel verwerkelijkt.
- Hij heeft zijn plan verwerkelijkt.
- Zij heeft haar ambitie verwerkelijkt.
- Wij hebben onze visie verwerkelijkt.