binnentreden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | treed binnen | trad binnen | ben binnengetreden |
jij, je, u | treedt binnen | trad binnen | bent binnengetreden |
hij, zij, het | treedt binnen | trad binnen | is binnengetreden |
wij | treden binnen | traden binnen | zijn binnengetreden |
jullie | treden binnen | traden binnen | zijn binnengetreden |
zij, ze | treden binnen | traden binnen | zijn binnengetreden |
PresensBeta
Example presens sentences for Binnentreden with some of the pronouns.
- Ik treed binnen in het huis.
- Jij treedt binnen in de kamer.
- Hij treedt binnen in het gebouw.
- Zij treden binnen in de tuin.
- We treden binnen in de winkel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Binnentreden with some of the pronouns.
- Ik trad binnen in het huis.
- Jij trad binnen in de kamer.
- Hij trad binnen in het gebouw.
- Zij traden binnen in de tuin.
- We traden binnen in de winkel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Binnentreden with some of the pronouns.
- Ik ben binnengekomen in het huis.
- Jij bent binnengekomen in de kamer.
- Hij is binnengekomen in het gebouw.
- Zij zijn binnengekomen in de tuin.
- We zijn binnengekomen in de winkel.