voorbijzien

Conjugations List of Voorbijzien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzie voorbijzag voorbijheb voorbijgezien
jij, je, uziet voorbijzag voorbijhebt voorbijgezien
hij, zij, hetziet voorbijzag voorbijheeft voorbijgezien
wijzien voorbijzagen voorbijhebben voorbijgezien
julliezien voorbijzagen voorbijhebben voorbijgezien
zij, zezien voorbijzagen voorbijhebben voorbijgezien

Presens
Beta

Example presens sentences for Voorbijzien with some of the pronouns.

  • Ik zie de problemen voorbij.
  • Jij ziet de kans voorbij.
  • Hij ziet de fouten voorbij.
  • Wij zien de mogelijkheden voorbij.
  • Zij zien de uitdagingen voorbij.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voorbijzien with some of the pronouns.

  • Ik zag de hindernissen voorbij.
  • Jij zag de kansen voorbij.
  • Hij zag de fouten voorbij.
  • Wij zagen de uitdagingen voorbij.
  • Zij zagen de mogelijkheden voorbij.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voorbijzien with some of the pronouns.

  • Ik heb de kansen voorbijgezien.
  • Jij hebt de obstakels voorbijgezien.
  • Hij heeft de fouten voorbijgezien.
  • Wij hebben de moeilijkheden voorbijgezien.
  • Zij hebben de problemen voorbijgezien.