voorstemmen

Conjugations List of Voorstemmen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstem voorstemde voorheb voorgestemd
jij, je, ustemt voorstemde voorhebt voorgestemd
hij, zij, hetstemt voorstemde voorheeft voorgestemd
wijstemmen voorstemden voorhebben voorgestemd
julliestemmen voorstemden voorhebben voorgestemd
zij, zestemmen voorstemden voorhebben voorgestemd

Presens

Example presens sentences for Voorstemmen with some of the pronouns.

  • Ik stem voor.
  • Jij stemt voor.
  • Hij/Zij stemt voor.
  • Wij stemmen voor.
  • Jullie stemmen voor.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Voorstemmen with some of the pronouns.

  • Ik stemde voor.
  • Jij stemde voor.
  • Hij/Zij stemde voor.
  • Wij stemden voor.
  • Jullie stemden voor.

Perfectum

Example perfectum sentences for Voorstemmen with some of the pronouns.

  • Ik heb voorgestemd.
  • Jij hebt voorgestemd.
  • Hij/Zij heeft voorgestemd.
  • Wij hebben voorgestemd.
  • Jullie hebben voorgestemd.