voortrekken

Conjugations List of Voortrekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrek voortrok voorheb voorgetrokken
jij, je, utrekt voortrok voorhebt voorgetrokken
hij, zij, hettrekt voortrok voorheeft voorgetrokken
wijtrekken voortrokken voorhebben voorgetrokken
jullietrekken voortrokken voorhebben voorgetrokken
zij, zetrekken voortrokken voorhebben voorgetrokken

Presens
Beta

Example presens sentences for Voortrekken with some of the pronouns.

  • Ik trek voort naar de top van de berg.
  • Jij trekt voort met de fiets naar school.
  • Hij trekt voort aan het touw om de boot te verplaatsen.
  • Zij trekt voort met haar zware koffer.
  • Wij trekken voort door het bos op zoek naar avontuur.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voortrekken with some of the pronouns.

  • Ik trok voort terwijl het begon te regenen.
  • Jij trok voort met volle kracht vooruit.
  • Hij trok voort met een vastberaden blik in zijn ogen.
  • Zij trok voort ondanks de vermoeidheid.
  • Wij trokken voort door de lange, donkere tunnel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voortrekken with some of the pronouns.

  • Ik heb voortgetrokken tijdens de survivaltocht.
  • Jij bent voortgetrokken door je vrienden tijdens de race.
  • Hij heeft het team voortgetrokken naar de overwinning.
  • Zij is voortgetrokken door haar passie voor muziek.
  • Wij hebben de kar voortgetrokken tot aan de eindbestemming.