voortzeulen

Conjugations List of Voortzeulen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzeul voortzeulde voortheb voortgezeuld
jij, je, uzeult voortzeulde voorthebt voortgezeuld
hij, zij, hetzeult voortzeulde voortheeft voortgezeuld
wijzeulen voortzeulden voorthebben voortgezeuld
julliezeulen voortzeulden voorthebben voortgezeuld
zij, zezeulen voortzeulden voorthebben voortgezeuld

Presens
Beta

Example presens sentences for Voortzeulen with some of the pronouns.

  • Ik voortzeul naar school.
  • Jij voortzeult met je koffers.
  • Hij voortzeult de zware lasten.
  • Zij voortzeulen door de woestijn.
  • We voortzeulen de kar over het hobbelige pad.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voortzeulen with some of the pronouns.

  • Ik voortzeulde naar school.
  • Jij voortzeulde met je koffers.
  • Hij voortzeulde de zware lasten.
  • Zij voortzeulden door de woestijn.
  • We voortzeulden de kar over het hobbelige pad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voortzeulen with some of the pronouns.

  • Ik heb voortgezeuld naar school.
  • Jij hebt met je koffers voortgezeuld.
  • Hij heeft de zware lasten voortgezeuld.
  • Zij hebben door de woestijn voortgezeuld.
  • We hebben de kar over het hobbelige pad voortgezeuld.