wachtlopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loop wacht | liep wacht | heb wachtgelopen |
jij, je, u | loopt wacht | liep wacht | hebt wachtgelopen |
hij, zij, het | loopt wacht | liep wacht | heeft wachtgelopen |
wij | lopen wacht | liepen wacht | hebben wachtgelopen |
jullie | lopen wacht | liepen wacht | hebben wachtgelopen |
zij, ze | lopen wacht | liepen wacht | hebben wachtgelopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Wachtlopen with some of the pronouns.
- Ik loop wacht bij de ingang van het gebouw.
- Jij loopt wacht tijdens de nachtdienst.
- Hij loopt wacht op de kade.
- Zij loopt wacht bij de grensovergang.
- Wij lopen wacht in shifts.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Wachtlopen with some of the pronouns.
- Vroeger liep ik wacht bij de toegangspoort.
- Toen ik jonger was, liep jij wacht in het leger.
- Hij liep vaak wacht op het vliegveld.
- Zij liepen wacht bij de uitgang van het stadion.
- In die tijd liepen wij wacht voor het paleis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Wachtlopen with some of the pronouns.
- Ik heb wachtgelopen bij de poort.
- Jij hebt wachtgelopen in de controlekamer.
- Hij heeft wachtgelopen op het schip.
- Zij heeft wachtgelopen bij de gevangenis.
- Wij hebben wachtgelopen tijdens de oefening.