waren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | waar | waarde | ben gewaard |
jij, je, u | waart | waarde | bent gewaard |
hij, zij, het | waart | waarde | is gewaard |
wij | waren | waarden | zijn gewaard |
jullie | waren | waarden | zijn gewaard |
zij, ze | waren | waarden | zijn gewaard |
PresensBeta
Example presens sentences for Waren with some of the pronouns.
- Wij waren op vakantie in Frankrijk.
- De kinderen waren blij met hun cadeaus.
- Jullie waren altijd behulpzaam.
- Ik was vergeten de deur op slot te doen.
- Mijn ouders waren vroeger goede vrienden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Waren with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, waren mijn ouders gescheiden.
- Vroeger waren er veel minder auto's op de weg.
- We waren aan het wandelen toen het begon te regenen.
- Tijdens de vakantie waren we vaak aan het zwemmen.
- Hij was altijd erg verlegen als kind.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Waren with some of the pronouns.
- Ik ben blij dat we op tijd waren gekomen.
- Hebben jullie al eens in Amsterdam geweest?
- Zij is gisterenavond naar het concert geweest.
- Waarom hebben ze niet gereageerd op mijn bericht?
- Hij is altijd een goede vriend geweest.