wegslenteren

Conjugations List of Wegslenteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikslenter wegslenterde wegben weggeslenterd
jij, je, uslentert wegslenterde wegbent weggeslenterd
hij, zij, hetslentert wegslenterde wegis weggeslenterd
wijslenteren wegslenterden wegzijn weggeslenterd
jullieslenteren wegslenterden wegzijn weggeslenterd
zij, zeslenteren wegslenterden wegzijn weggeslenterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Wegslenteren with some of the pronouns.

  • Ik slenter weg naar het park.
  • Jij slentert weg door de straten.
  • Hij/Zij/Het slentert weg van de drukte.
  • Wij slenteren weg langs de rivier.
  • Zij slenteren weg naar de markt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wegslenteren with some of the pronouns.

  • Ik slenterde weg naar het park.
  • Jij slenterde weg door de straten.
  • Hij/Zij/Het slenterde weg van de drukte.
  • Wij slenterden weg langs de rivier.
  • Zij slenterden weg naar de markt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wegslenteren with some of the pronouns.

  • Ik ben weggeslenterd naar het park.
  • Jij bent weggeslenterd door de straten.
  • Hij/Zij/Het is weggeslenterd van de drukte.
  • Wij zijn weggeslenterd langs de rivier.
  • Zij zijn weggeslenterd naar de markt.