weifelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | weifel | weifelde | heb geweifeld |
jij, je, u | weifelt | weifelde | hebt geweifeld |
hij, zij, het | weifelt | weifelde | heeft geweifeld |
wij | weifelen | weifelden | hebben geweifeld |
jullie | weifelen | weifelden | hebben geweifeld |
zij, ze | weifelen | weifelden | hebben geweifeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Weifelen with some of the pronouns.
- Ik weifel over mijn carrièrekeuze.
- Jij weifelt altijd voordat je een beslissing neemt.
- Hij weifelt om zijn excuses aan te bieden.
- Wij weifelen of we op vakantie moeten gaan.
- Zij weifelen niet om hulp te vragen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weifelen with some of the pronouns.
- Ik weifelde over mijn carrièrekeuze.
- Jij weifelde altijd voordat je een beslissing nam.
- Hij weifelde om zijn excuses aan te bieden.
- Wij weifelden of we op vakantie moesten gaan.
- Zij twijfelden niet om hulp te vragen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weifelen with some of the pronouns.
- Ik heb geweifeld over mijn carrièrekeuze.
- Jij hebt altijd geweifeld voordat je een beslissing nam.
- Hij heeft geweifeld om zijn excuses aan te bieden.
- Wij hebben geweifeld of we op vakantie moesten gaan.
- Zij hebben niet geaarzeld om hulp te vragen.