herladen

Conjugations List of Herladen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikherlaadherlaaddeheb herladen
jij, je, uherlaadtherlaaddehebt herladen
hij, zij, hetherlaadtherlaaddeheeft herladen
wijherladenherlaaddenhebben herladen
jullieherladenherlaaddenhebben herladen
zij, zeherladenherlaaddenhebben herladen

Presens
Beta

Example presens sentences for Herladen with some of the pronouns.

  • Ik herlaad mijn telefoon elke ochtend.
  • Jij herlaadt je OV-chipkaart regelmatig.
  • Hij/zij herlaadt zijn/haar prepaidkaart bij de supermarkt.
  • Wij herladen onze elektrische auto thuis.
  • Jullie herladen de batterijen van de afstandsbediening.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Herladen with some of the pronouns.

  • Vroeger herlaadde ik mijn telefoon elke avond.
  • Toen ik nog studeerde, herlaadde ik mijn OV-chipkaart wekelijks.
  • Zij herlaadden hun prepaidkaart altijd op het postkantoor.
  • Wij herlaadden onze elektrische auto destijds bij een laadpaal in de buurt.
  • Als kind herlaadden we de batterijen van speelgoed vaak samen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Herladen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn telefoon vanochtend herladen.
  • Jij hebt je OV-chipkaart gisteren herladen.
  • Hij/zij heeft zijn/haar prepaidkaart vorige week herladen.
  • Wij hebben onze elektrische auto laatst herladen.
  • Jullie hebben de batterijen van de afstandsbediening net herladen.