weiven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | weif | weifde | heb geweifd |
jij, je, u | weift | weifde | hebt geweifd |
hij, zij, het | weift | weifde | heeft geweifd |
wij | weiven | weifden | hebben geweifd |
jullie | weiven | weifden | hebben geweifd |
zij, ze | weiven | weifden | hebben geweifd |
PresensBeta
Example presens sentences for Weiven with some of the pronouns.
- Ik weef een kleed voor mijn vriendin.
- Jij weeft prachtige manden van riet.
- Hij/Zij weeft een patroon op de weefgetouw.
- Wij weven stoffen op onze oude handweefgetouwen.
- Zij weven tapijten met de hand.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Weiven with some of the pronouns.
- Ik weefde vroeger vaak kleden voor mijn vriendin.
- Jij weefde prachtige manden van riet tijdens je vakantie.
- Hij/Zij weefde een ingewikkeld patroon op het weefgetouw.
- Wij weefden stoffen op onze oude handweefgetouwen in de werkplaats.
- Zij weefden tapijten met de hand voor belangrijke gelegenheden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Weiven with some of the pronouns.
- Ik heb een kleed geweven voor mijn vriendin.
- Jij hebt prachtige manden van riet geweven.
- Hij/Zij heeft een patroon geweven op het weefgetouw.
- Wij hebben stoffen geweven op onze oude handweefgetouwen.
- Zij hebben tapijten met de hand geweven.