aanstippen

Conjugations List of Aanstippen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstip aanstipte aanheb aangestipt
jij, je, ustipt aanstipte aanhebt aangestipt
hij, zij, hetstipt aanstipte aanheeft aangestipt
wijstippen aanstipten aanhebben aangestipt
julliestippen aanstipten aanhebben aangestipt
zij, zestippen aanstipten aanhebben aangestipt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanstippen with some of the pronouns.

  • Ik stip het onderwerp kort aan tijdens de les.
  • Jij stipt de belangrijkste punten aan in je presentatie.
  • Hij/Zij/Het stipt regelmatig nieuwe ontwikkelingen aan.
  • Wij stippen de problemen aan die we hebben opgemerkt.
  • Jullie stippen de mogelijke oplossingen aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanstippen with some of the pronouns.

  • Ik stipte het onderwerp kort aan tijdens de les.
  • Jij stipte de belangrijkste punten aan in je presentatie.
  • Hij/Zij/Het stipte regelmatig nieuwe ontwikkelingen aan.
  • Wij stipten de problemen aan die we hadden opgemerkt.
  • Jullie stipten de mogelijke oplossingen aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanstippen with some of the pronouns.

  • Ik heb het onderwerp kort aangestipt tijdens de les.
  • Jij hebt de belangrijkste punten aangestipt in je presentatie.
  • Hij/Zij/Het heeft regelmatig nieuwe ontwikkelingen aangestipt.
  • Wij hebben de problemen aangestipt die we hebben opgemerkt.
  • Jullie hebben de mogelijke oplossingen aangestipt.