spritsen

Conjugations List of Spritsen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspritsspritsteheb gespritst
jij, je, uspritstspritstehebt gespritst
hij, zij, hetspritstspritsteheeft gespritst
wijspritsenspritstenhebben gespritst
julliespritsenspritstenhebben gespritst
zij, zespritsenspritstenhebben gespritst

Presens
Beta

Example presens sentences for Spritsen with some of the pronouns.

  • Ik spuitspurt
  • Jij spuitspurt
  • Hij/Zij/Het spuitspurt
  • Wij spuitspuiten
  • Jullie spuitspuiten

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Spritsen with some of the pronouns.

  • Ik spuitspurte
  • Jij spuitspurte
  • Hij/Zij/Het spuitspurte
  • Wij spuitspurten
  • Jullie spuitspurten

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Spritsen with some of the pronouns.

  • Ik heb gespuitspurt
  • Jij hebt gespuitspurt
  • Hij/Zij/Het heeft gespuitspurt
  • Wij hebben gespuitspurt
  • Jullie hebben gespuitspurt