aanzuiveren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zuiver aan | zuiverde aan | heb aangezuiverd |
jij, je, u | zuivert aan | zuiverde aan | hebt aangezuiverd |
hij, zij, het | zuivert aan | zuiverde aan | heeft aangezuiverd |
wij | zuiveren aan | zuiverden aan | hebben aangezuiverd |
jullie | zuiveren aan | zuiverden aan | hebben aangezuiverd |
zij, ze | zuiveren aan | zuiverden aan | hebben aangezuiverd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanzuiveren with some of the pronouns.
- Ik zuiver de waterbron aan.
- Jij zuivert de melk op.
- Hij/Zij/Het zuivert het afvalwater aan.
- Wij zuiveren de lucht in de ruimte.
- Jullie zuiveren de grond van verontreinigingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanzuiveren with some of the pronouns.
- Ik zuiverde de waterbron aan.
- Jij zuiverde de melk op.
- Hij/Zij/Het zuiverde het afvalwater aan.
- Wij zuiverden de lucht in de ruimte.
- Jullie zuiverden de grond van verontreinigingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanzuiveren with some of the pronouns.
- Ik heb de waterbron aangezuiverd.
- Jij hebt de melk aangezuiverd.
- Hij/Zij/Het heeft het afvalwater aangezuiverd.
- Wij hebben de lucht in de ruimte aangezuiverd.
- Jullie hebben de grond van verontreinigingen aangezuiverd.