achteruitboeren

Conjugations List of Achteruitboeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboer achteruitboerde achteruitheb achteruitgeboerd
jij, je, uboert achteruitboerde achteruithebt achteruitgeboerd
hij, zij, hetboert achteruitboerde achteruitheeft achteruitgeboerd
wijboeren achteruitboerden achteruithebben achteruitgeboerd
jullieboeren achteruitboerden achteruithebben achteruitgeboerd
zij, zeboeren achteruitboerden achteruithebben achteruitgeboerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Achteruitboeren with some of the pronouns.

  • Ik achteruitboer naar de markt.
  • Jij achteruitboert in de tuin.
  • Hij/Zij achteruitboert met de tractor.
  • Wij achteruitboeren op het platteland.
  • Zij achteruitboeren in de stal.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Achteruitboeren with some of the pronouns.

  • Ik achteruitboerde vroeger elke dag.
  • Jij achteruitboerde altijd op het platteland.
  • Hij/Zij achteruitboerde toen hij/zij jong was.
  • Wij achteruitboerden veel tijdens de zomer.
  • Zij achteruitboerden regelmatig in de wei.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Achteruitboeren with some of the pronouns.

  • Ik heb achteruitgeboerd tijdens de oogstperiode.
  • Jij bent achteruitgeboerd op het veld.
  • Hij/Zij heeft achteruitgeboerd met de melkmachine.
  • Wij zijn achteruitgeboerd op de boerderij.
  • Zij hebben achteruitgeboerd in de schuur.