rectificeren

Conjugations List of Rectificeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrectificeerrectificeerdeheb gerectificeerd
jij, je, urectificeertrectificeerdehebt gerectificeerd
hij, zij, hetrectificeertrectificeerdeheeft gerectificeerd
wijrectificerenrectificeerdenhebben gerectificeerd
jullierectificerenrectificeerdenhebben gerectificeerd
zij, zerectificerenrectificeerdenhebben gerectificeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Rectificeren with some of the pronouns.

  • Ik rectificeer de fout in het rapport.
  • Jij rectificeert de onjuiste informatie.
  • Hij/Zij rectificeert zijn/haar beweringen.
  • Wij rectificeren de verkeerde interpretatie.
  • Zij rectificeren de misleidende krantenkop.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rectificeren with some of the pronouns.

  • Ik rectificeerde de fout in het rapport.
  • Jij rectificeerde de onjuiste informatie.
  • Hij/Zij rectificeerde zijn/haar beweringen.
  • Wij rectificeerden de verkeerde interpretatie.
  • Zij rectificeerden de misleidende krantenkop.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rectificeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de fout in het rapport gerectificeerd.
  • Jij hebt de onjuiste informatie gerectificeerd.
  • Hij/Zij heeft zijn/haar beweringen gerectificeerd.
  • Wij hebben de verkeerde interpretatie gerectificeerd.
  • Zij hebben de misleidende krantenkop gerectificeerd.