afkerven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kerf af | kerfde af;korf af | heb afgekerfd;heb afgekorven |
jij, je, u | kerft af | kerfde af;korf af | hebt afgekerfd;hebt afgekorven |
hij, zij, het | kerft af | kerfde af;korf af | heeft afgekerfd;heeft afgekorven |
wij | kerven af | kerfden af;korven af | hebben afgekerfd;hebben afgekorven |
jullie | kerven af | kerfden af;korven af | hebben afgekerfd;hebben afgekorven |
zij, ze | kerven af | kerfden af;korven af | hebben afgekerfd;hebben afgekorven |
PresensBeta
Example presens sentences for Afkerven with some of the pronouns.
- Ik kerveer af naar de supermarkt.
- Jij kerveert af na het werk.
- Hij/Zij kerveert af met de trein.
- Wij kerveren af op de fiets.
- Zij kerveren af naar het strand.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afkerven with some of the pronouns.
- Ik kerfde af naar de supermarkt.
- Jij kerfde af na het werk.
- Hij/Zij kerfde af met de trein.
- Wij kerfden af op de fiets.
- Zij kerfden af naar het strand.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afkerven with some of the pronouns.
- Ik heb afgekerveerd naar de supermarkt.
- Jij hebt afgekerveerd na het werk.
- Hij/Zij heeft afgekerveerd met de trein.
- Wij hebben afgekerveerd op de fiets.
- Zij hebben afgekerveerd naar het strand.