nagloeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gloei na | gloeide na | heb nagegloeid |
jij, je, u | gloeit na | gloeide na | hebt nagegloeid |
hij, zij, het | gloeit na | gloeide na | heeft nagegloeid |
wij | gloeien na | gloeiden na | hebben nagegloeid |
jullie | gloeien na | gloeiden na | hebben nagegloeid |
zij, ze | gloeien na | gloeiden na | hebben nagegloeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Nagloeien with some of the pronouns.
- Ik gloei na van de zonsondergang.
- Jij gloeit na van het concert.
- Hij/Zij/Het gloeit na van de ruzie.
- Wij gloeien na van de overwinning.
- Zij gloeien na van het feestje.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Nagloeien with some of the pronouns.
- Ik gloeide na van de intense sportsessie.
- Jij gloeide na van het goede nieuws.
- Hij/Zij/Het gloeide na van het ongeluk.
- Wij gloeiden na van de emotionele toespraak.
- Zij gloeiden na van de spannende wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Nagloeien with some of the pronouns.
- Ik heb nagegloeid van de vuurwerkshow.
- Jij hebt nagegloeid van de romantische film.
- Hij/Zij/Het heeft nagegloeid van de schokkende gebeurtenis.
- Wij hebben nagegloeid van de vakantie.
- Zij hebben nagegloeid van de verrassingsparty.