afkondigen

Conjugations List of Afkondigen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkondig afkondigde afheb afgekondigd
jij, je, ukondigt afkondigde afhebt afgekondigd
hij, zij, hetkondigt afkondigde afheeft afgekondigd
wijkondigen afkondigden afhebben afgekondigd
julliekondigen afkondigden afhebben afgekondigd
zij, zekondigen afkondigden afhebben afgekondigd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afkondigen with some of the pronouns.

  • De regering kondigt nieuwe maatregelen af voor de volksgezondheid.
  • De burgemeester kondigt een evenement af in het stadscentrum.
  • Het bedrijf kondigt een reorganisatie aan om kosten te besparen.
  • De leraar kondigt een toets aan voor volgende week.
  • De nieuwslezer kondigt een speciale uitzending aan over het weer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afkondigen with some of the pronouns.

  • De regering kondigde nieuwe maatregelen af voor de volksgezondheid.
  • De burgemeester kondigde een evenement af in het stadscentrum.
  • Het bedrijf kondigde een reorganisatie aan om kosten te besparen.
  • De leraar kondigde een toets aan voor volgende week.
  • De nieuwslezer kondigde een speciale uitzending aan over het weer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afkondigen with some of the pronouns.

  • De regering heeft nieuwe maatregelen afgekondigd voor de volksgezondheid.
  • De burgemeester heeft een evenement afgekondigd in het stadscentrum.
  • Het bedrijf heeft een reorganisatie afgekondigd om kosten te besparen.
  • De leraar heeft een toets aangekondigd voor volgende week.
  • De nieuwslezer heeft een speciale uitzending aangekondigd over het weer.