afpluizen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | pluis af | pluisde af | heb afgepluisd |
jij, je, u | pluist af | pluisde af | hebt afgepluisd |
hij, zij, het | pluist af | pluisde af | heeft afgepluisd |
wij | pluizen af | pluisden af | hebben afgepluisd |
jullie | pluizen af | pluisden af | hebben afgepluisd |
zij, ze | pluizen af | pluisden af | hebben afgepluisd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afpluizen with some of the pronouns.
- Ik pluis de informatie uit.
- Jij pluist de details na.
- Hij/Zij/Het pluist het mysterie uit.
- Wij pluizen de documenten grondig door.
- Zij pluizen de archieven uit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afpluizen with some of the pronouns.
- Ik pluisde de informatie uit.
- Jij pluisde de details na.
- Hij/Zij/Het pluisde het mysterie uit.
- Wij pluisden de documenten grondig door.
- Zij pluisden de archieven uit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afpluizen with some of the pronouns.
- Ik heb de informatie afgepluisd.
- Jij hebt de details nagepluisd.
- Hij/Zij/Het heeft het mysterie uitgepluisd.
- Wij hebben de documenten grondig doorgespit.
- Zij hebben de archieven uitgeplozen.