afturen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tuur af | tuurde af | heb afgetuurd |
jij, je, u | tuurt af | tuurde af | hebt afgetuurd |
hij, zij, het | tuurt af | tuurde af | heeft afgetuurd |
wij | turen af | tuurden af | hebben afgetuurd |
jullie | turen af | tuurden af | hebben afgetuurd |
zij, ze | turen af | tuurden af | hebben afgetuurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Afturen with some of the pronouns.
- Ik tuur af naar de horizon.
- Jij tuurt af op je telefoon.
- Hij/Zij tuurt af op zijn/haar boeken.
- Wij turen af naar de sterren.
- Jullie turen af op de televisie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afturen with some of the pronouns.
- Ik tuurde af naar de voorbijgangers.
- Jij tuurde af op de klok.
- Hij/Zij tuurde af op zijn/haar scherm.
- Wij tuurden af tijdens de presentatie.
- Jullie tuurden af naar de vogels in de lucht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afturen with some of the pronouns.
- Ik heb afgetuurd naar de eindstreep.
- Jij hebt afgetuurd tijdens het examen.
- Hij/Zij heeft afgetuurd op het goede antwoord.
- Wij hebben afgetuurd naar de vakantie.
- Jullie hebben afgetuurd naar de uitverkoop.