afvoeren

Conjugations List of Afvoeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvoer afvoerde afheb afgevoerd
jij, je, uvoert afvoerde afhebt afgevoerd
hij, zij, hetvoert afvoerde afheeft afgevoerd
wijvoeren afvoerden afhebben afgevoerd
jullievoeren afvoerden afhebben afgevoerd
zij, zevoeren afvoerden afhebben afgevoerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afvoeren with some of the pronouns.

  • Ik voer de afvalbak af.
  • Hij voert het oud papier af.
  • Zij voeren de oude meubels af.
  • We voeren de zieke dieren af naar de dierenarts.
  • Jullie voeren de overtollige voorraad af.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afvoeren with some of the pronouns.

  • Ik voerde de afvalbak af.
  • Hij voerde het oud papier af.
  • Zij voerden de oude meubels af.
  • We voerden de zieke dieren af naar de dierenarts.
  • Jullie voerden de overtollige voorraad af.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afvoeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de afvalbak afgevoerd.
  • Hij heeft het oud papier afgevoerd.
  • Zij hebben de oude meubels afgevoerd.
  • We hebben de zieke dieren afgevoerd naar de dierenarts.
  • Jullie hebben de overtollige voorraad afgevoerd.