afvrijen

Conjugations List of Afvrijen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvrij afvrijde af;vree afheb afgevrijd
jij, je, uvrijt afvrijde af;vree afhebt afgevrijd
hij, zij, hetvrijt afvrijde af;vree afheeft afgevrijd
wijvrijen afvrijden af;vreeën afhebben afgevrijd
jullievrijen afvrijden af;vreeën afhebben afgevrijd
zij, zevrijen afvrijden af;vreeën afhebben afgevrijd

Presens
Beta

Example presens sentences for Afvrijen with some of the pronouns.

  • Ik vrije met haar af op vrijdagavonden.
  • Jij vrijt met hem af bij het meer.
  • Hij vrijt graag af in de natuur.
  • Zij vrijen regelmatig af in hun favoriete café.
  • We vrijen samen af tijdens de vakantie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afvrijen with some of the pronouns.

  • Vroeger vree ik met haar af op feestjes.
  • Toen ik jong was, vree jij met hem af in het park.
  • Hij vree altijd af in dat kleine café.
  • Zij vreen regelmatig af toen ze nog buren waren.
  • We vreen samen vaak af tijdens onze studententijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afvrijen with some of the pronouns.

  • Ik heb met haar afgevreen gisteravond.
  • Jij hebt al met hem afgevreen deze week.
  • Hij is met haar afgevreen op hun laatste date.
  • Zij hebben al vaak afgevreen in deze stad.
  • We zijn samen afgevreen tijdens onze vorige vakantie.