afzweren

Conjugations List of Afzweren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzweer afzwoer afheb afgezworen
jij, je, uzweert afzwoer afhebt afgezworen
hij, zij, hetzweert afzwoer afheeft afgezworen
wijzweren afzwoeren afhebben afgezworen
julliezweren afzwoeren afhebben afgezworen
zij, zezweren afzwoeren afhebben afgezworen

Presens
Beta

Example presens sentences for Afzweren with some of the pronouns.

  • Ik zweer af van het eten van suiker.
  • Jij zweert af van slechte gewoontes.
  • Hij/zij/het zweert af van roken.
  • Wij zweren af van negatieve gedachten.
  • Zij zweren af van het gebruik van plastic.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afzweren with some of the pronouns.

  • Vroeger zwoer ik af van snoepen.
  • Toen je jong was, zwoer je af van televisiekijken.
  • Hij/zij/het zwoer tijdens de reis alcohol af.
  • Wij zwoeren af van fastfood toen we gezonder wilden leven.
  • In die periode zwoeren zij af van feestjes.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afzweren with some of the pronouns.

  • Ik heb afgezworen om te laat te komen.
  • Jij hebt slechte eetgewoontes afgezworen.
  • Hij/zij/het heeft het gokken afgezworen.
  • Wij hebben onze verslaving aan sociale media afgezworen.
  • Zij hebben hun oude denkpatronen afgezworen.