ausculteren

Conjugations List of Ausculteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikausculteerausculteerdeheb geausculteerd
jij, je, uausculteertausculteerdehebt geausculteerd
hij, zij, hetausculteertausculteerdeheeft geausculteerd
wijausculterenausculteerdenhebben geausculteerd
jullieausculterenausculteerdenhebben geausculteerd
zij, zeausculterenausculteerdenhebben geausculteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Ausculteren with some of the pronouns.

  • Ik ausculteer de patiënt om zijn hartslag te controleren.
  • Jij ausculteert de longen van de patiënt tijdens het onderzoek.
  • Hij/zij ausculteert regelmatig bij de huisartsenpraktijk.
  • Wij ausculteren de bloeddruk van de patiënten voor de behandeling.
  • Jullie ausculteren de geluiden in het lichaam om afwijkingen op te sporen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ausculteren with some of the pronouns.

  • Vroeger ausculteerde ik vaak als verpleegkundige in het ziekenhuis.
  • Toen ik arts-assistent was, ausculteerde ik dagelijks bij verschillende patiënten.
  • Tijdens mijn stageperiode ausculteerde ik bij diverse specialisten in het ziekenhuis.
  • In het verleden ausculteerde hij/zij veel tijdens de medische training.
  • Toen we studenten waren, ausculteerden we elkaar om onze vaardigheden te oefenen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ausculteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de patiënt geausculteerd voordat ik mijn diagnose stelde.
  • Jij hebt de longen van de patiënt geausculteerd en geen afwijkingen gevonden.
  • Hij/zij heeft regelmatig bij de huisartsenpraktijk geausculteerd om de gezondheidstoestand te controleren.
  • Wij hebben de bloeddruk van alle patiënten geausculteerd tijdens het spreekuur.
  • Jullie hebben de geluiden in het lichaam geausculteerd en verdachte symptomen ontdekt.