bassen

Conjugations List of Bassen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbasbasteheb gebast
jij, je, ubastbastehebt gebast
hij, zij, hetbastbasteheeft gebast
wijbassenbastenhebben gebast
julliebassenbastenhebben gebast
zij, zebassenbastenhebben gebast

Presens
Beta

Example presens sentences for Bassen with some of the pronouns.

  • Ik bas speel in een band.
  • Jij basst graag op feestjes.
  • Hij/Zij basst met veel passie.
  • Wij bassen samen in een rockband.