bedisselen

Conjugations List of Bedisselen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbedisselbedisseldeheb bedisseld
jij, je, ubedisseltbedisseldehebt bedisseld
hij, zij, hetbedisseltbedisseldeheeft bedisseld
wijbedisselenbedisseldenhebben bedisseld
julliebedisselenbedisseldenhebben bedisseld
zij, zebedisselenbedisseldenhebben bedisseld

Presens
Beta

Example presens sentences for Bedisselen with some of the pronouns.

  • Ik bedissel de situatie.
  • Jij bedisselt het plan.
  • Hij bedisselt de afspraak.
  • Wij bedisselen de vergadering.
  • Zij bedisselen het project.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bedisselen with some of the pronouns.

  • Ik bedisselde de situatie.
  • Jij bedisselde het plan.
  • Hij bedisselde de afspraak.
  • Wij bedisselden de vergadering.
  • Zij bedisselden het project.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bedisselen with some of the pronouns.

  • Ik heb de situatie bedisseld.
  • Jij hebt het plan bedisseld.
  • Hij heeft de afspraak bedisseld.
  • Wij hebben de vergadering bedisseld.
  • Zij hebben het project bedisseld.