beoorlogen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beoorloog | beoorloogde | heb beoorloogd |
jij, je, u | beoorloogt | beoorloogde | hebt beoorloogd |
hij, zij, het | beoorloogt | beoorloogde | heeft beoorloogd |
wij | beoorlogen | beoorloogden | hebben beoorloogd |
jullie | beoorlogen | beoorloogden | hebben beoorloogd |
zij, ze | beoorlogen | beoorloogden | hebben beoorloogd |
PresensBeta
Example presens sentences for Beoorlogen with some of the pronouns.
- We beoorlogen de vijand in het oosten.
- Jullie beoorlogen het kwaad met moed.
- De soldaten beoorlogen de rebellen in de bergen.
- Ik beoorlog mijn angsten en overwin ze.
- Hij beoorloogt zijn tegenstanders met verbale aanvallen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beoorlogen with some of the pronouns.
- Vroeger beoorloogden we de vijand in het oosten.
- Jullie beoorloogden moedig het kwaad.
- De soldaten beoorloogden de rebellen in de bergen.
- Ik beoorloogde mijn angsten en overwon ze.
- Hij beoorloogde zijn tegenstanders met verbale aanvallen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beoorlogen with some of the pronouns.
- We hebben de vijand in het oosten beoorloogd.
- Jullie hebben het kwaad moedig beoorloogd.
- De soldaten hebben de rebellen in de bergen beoorloogd.
- Ik heb mijn angsten beoorloogd en overwonnen.
- Hij heeft zijn tegenstanders met verbale aanvallen beoorloogd.