beregelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beregel | beregelde | heb beregeld |
jij, je, u | beregelt | beregelde | hebt beregeld |
hij, zij, het | beregelt | beregelde | heeft beregeld |
wij | beregelen | beregelden | hebben beregeld |
jullie | beregelen | beregelden | hebben beregeld |
zij, ze | beregelen | beregelden | hebben beregeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Beregelen with some of the pronouns.
- Ik regel de afspraak voor morgen.
- Jij regelt het eten voor vanavond.
- Hij regelt de financiƫn van het bedrijf.
- Wij regelen de reis naar Parijs.
- Zij regelen de vergunningen voor de bouw.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beregelen with some of the pronouns.
- Vroeger regelde ik alle evenementen.
- Toen ik jong was, regelde ik het huishouden.
- Hij regelde altijd de logistiek van het project.
- Wij regelden vroeger de administratie met pen en papier.
- Zij regelden de boekhouding toen ze nog in dienst waren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beregelen with some of the pronouns.
- Ik heb de vergadering geregeld.
- Jij hebt de tickets geregeld.
- Hij heeft het probleem opgelost en alles geregeld.
- Wij hebben de reservering geregeld.
- Zij hebben de betalingen geregeld.