berijmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | berijm | berijmde | heb berijmd |
jij, je, u | berijmt | berijmde | hebt berijmd |
hij, zij, het | berijmt | berijmde | heeft berijmd |
wij | berijmen | berijmden | hebben berijmd |
jullie | berijmen | berijmden | hebben berijmd |
zij, ze | berijmen | berijmden | hebben berijmd |
PresensBeta
Example presens sentences for Berijmen with some of the pronouns.
- Ik berijm een gedicht voor de bruiloft.
- Jij berijmt je eigen verjaardagskaarten.
- Hij berijmt graag liedjes voor zijn band.
- Wij berijmen samen een sinterklaasgedicht.
- Zij berijmen gedichten als hobby.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Berijmen with some of the pronouns.
- Ik berijmde vroeger vaak gedichten voor mijn vrienden.
- Jij berijmde je eerste gedicht op school.
- Hij berijmde graag liefdesbrieven in zijn jonge jaren.
- Wij berijmden samen een kerstverhaal elke winter.
- Zij berijmden gedichten voor een poëziewedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Berijmen with some of the pronouns.
- Ik heb een gedicht berijmd voor de bruiloft.
- Jij hebt je eigen verjaardagskaarten berijmd.
- Hij heeft graag liedjes berijmd voor zijn band.
- Wij hebben samen een sinterklaasgedicht berijmd.
- Zij hebben gedichten berijmd als hobby.