beschoeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beschoei | beschoeide | heb beschoeid |
jij, je, u | beschoeit | beschoeide | hebt beschoeid |
hij, zij, het | beschoeit | beschoeide | heeft beschoeid |
wij | beschoeien | beschoeiden | hebben beschoeid |
jullie | beschoeien | beschoeiden | hebben beschoeid |
zij, ze | beschoeien | beschoeiden | hebben beschoeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Beschoeien with some of the pronouns.
- Ik beschoei de tuin om erosie te voorkomen.
- Jij beschoeit de sloot met houten palen.
- Hij/Zij beschoeit de oever van het meer met betonnen platen.
- Wij beschoeien de rivier om overstromingen tegen te gaan.
- Jullie beschoeien het kanaal met stalen damwanden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Beschoeien with some of the pronouns.
- Vroeger beschoeide ik de tuin om erosie te voorkomen.
- Vroeger beschoeide jij de sloot met houten palen.
- Vroeger beschoeide hij/zij de oever van het meer met betonnen platen.
- Vroeger beschoeiden wij de rivier om overstromingen tegen te gaan.
- Vroeger beschoeiden jullie het kanaal met stalen damwanden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Beschoeien with some of the pronouns.
- Ik heb de tuin beschoeid om erosie te voorkomen.
- Jij hebt de sloot beschoeid met houten palen.
- Hij/Zij heeft de oever van het meer beschoeid met betonnen platen.
- Wij hebben de rivier beschoeid om overstromingen tegen te gaan.
- Jullie hebben het kanaal beschoeid met stalen damwanden.