betoveren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | betover | betoverde | heb betoverd |
jij, je, u | betovert | betoverde | hebt betoverd |
hij, zij, het | betovert | betoverde | heeft betoverd |
wij | betoveren | betoverden | hebben betoverd |
jullie | betoveren | betoverden | hebben betoverd |
zij, ze | betoveren | betoverden | hebben betoverd |
PresensBeta
Example presens sentences for Betoveren with some of the pronouns.
- Ik betover de mensen met mijn muziek.
- Hij betovert iedereen met zijn charme.
- Zij betovert de kamer met haar prachtige schilderijen.
- We betoveren het publiek met onze magische trucs.
- Jullie betoveren ons met jullie zangtalent.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Betoveren with some of the pronouns.
- Ik betoverde de mensen met mijn muziek.
- Hij betoverde iedereen met zijn charme.
- Zij betoverde de kamer met haar prachtige schilderijen.
- We betoverden het publiek met onze magische trucs.
- Jullie betoverden ons met jullie zangtalent.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Betoveren with some of the pronouns.
- Ik heb de mensen betoverd met mijn muziek.
- Hij heeft iedereen betoverd met zijn charme.
- Zij heeft de kamer betoverd met haar prachtige schilderijen.
- We hebben het publiek betoverd met onze magische trucs.
- Jullie hebben ons betoverd met jullie zangtalent.