bewegwijzeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bewegwijzer | bewegwijzerde | heb bewegwijzerd |
jij, je, u | bewegwijzert | bewegwijzerde | hebt bewegwijzerd |
hij, zij, het | bewegwijzert | bewegwijzerde | heeft bewegwijzerd |
wij | bewegwijzeren | bewegwijzerden | hebben bewegwijzerd |
jullie | bewegwijzeren | bewegwijzerden | hebben bewegwijzerd |
zij, ze | bewegwijzeren | bewegwijzerden | hebben bewegwijzerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Bewegwijzeren with some of the pronouns.
- Ik bewegwijzer de stad voor toeristen.
- Jij bewegwijzert het bos tijdens de excursie.
- Hij/Zij bewegwijzert de route naar het museum.
- Wij bewegwijzeren de fietspaden in de stad.
- Jullie bewegwijzeren de parkeerplaats bij het stadion.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bewegwijzeren with some of the pronouns.
- Ik bewegwijzerde de stad voor toeristen.
- Jij bewegwijzerde het bos tijdens de excursie.
- Hij/Zij bewegwijzerde de route naar het museum.
- Wij bewegwijzerden de fietspaden in de stad.
- Jullie bewegwijzerden de parkeerplaats bij het stadion.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bewegwijzeren with some of the pronouns.
- Ik heb de stad voor toeristen bewegwijzerd.
- Jij hebt het bos tijdens de excursie bewegwijzerd.
- Hij/Zij heeft de route naar het museum bewegwijzerd.
- Wij hebben de fietspaden in de stad bewegwijzerd.
- Jullie hebben de parkeerplaats bij het stadion bewegwijzerd.