binnenblijven

Conjugations List of Binnenblijven.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblijf binnenbleef binnenheb binnengebleven
jij, je, ublijft binnenbleef binnenhebt binnengebleven
hij, zij, hetblijft binnenbleef binnenheeft binnengebleven
wijblijven binnenbleven binnenhebben binnengebleven
jullieblijven binnenbleven binnenhebben binnengebleven
zij, zeblijven binnenbleven binnenhebben binnengebleven

Presens
Beta

Example presens sentences for Binnenblijven with some of the pronouns.

  • Ik blijf binnen tijdens slecht weer.
  • Hij blijft binnen omdat hij ziek is.
  • Zij blijft binnen om haar huiswerk te maken.
  • We blijven binnen vanwege de lockdown.
  • Jullie blijven binnen om uit te rusten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Binnenblijven with some of the pronouns.

  • Ik bleef binnen terwijl het regende.
  • Hij bleef binnen toen hij zich niet lekker voelde.
  • Zij bleef binnen en las een boek.
  • We bleven binnen totdat het weer beter werd.
  • Jullie bleven binnen tijdens de feestdagen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Binnenblijven with some of the pronouns.

  • Ik ben binnen gebleven tijdens het onweer.
  • Hij is binnen gebleven vanwege zijn verkoudheid.
  • Zij is binnen gebleven om haar project af te maken.
  • We zijn binnen gebleven tijdens de hele storm.
  • Jullie zijn binnen gebleven om te herstellen.