cc'en
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | cc | cc'de | heb ge-cc'd |
jij, je, u | cc't | cc'de | hebt ge-cc'd |
hij, zij, het | cc't | cc'de | heeft ge-cc'd |
wij | cc'en | cc'den | hebben ge-cc'd |
jullie | cc'en | cc'den | hebben ge-cc'd |
zij, ze | cc'en | cc'den | hebben ge-cc'd |
PresensBeta
Example presens sentences for Cc'en with some of the pronouns.
- Ik cc nu met mijn vriend.
- Jij cc't altijd zo snel mogelijk.
- Hij cc't graag in zijn vrije tijd.
- Zij cc'en op dit moment samen.
- Wij cc'en regelmatig voor ons werk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Cc'en with some of the pronouns.
- Vroeger cc't ik veel met mijn broer.
- Toen was jij altijd aan het cc'en.
- Hij cc'te elke dag na school.
- Zij cc'ten altijd tijdens de lunchpauze.
- Wij cc'ten samen in de oude tijden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Cc'en with some of the pronouns.
- Ik heb net gecct met mijn vriend.
- Jij bent al eerder gecct met haar.
- Hij is recentelijk gecct met zijn familie.
- Zij zijn samen al vaak gecct dit jaar.
- Wij hebben gecct voordat we op vakantie gingen.