charmeren

Conjugations List of Charmeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcharmeercharmeerdeheb gecharmeerd
jij, je, ucharmeertcharmeerdehebt gecharmeerd
hij, zij, hetcharmeertcharmeerdeheeft gecharmeerd
wijcharmerencharmeerdenhebben gecharmeerd
julliecharmerencharmeerdenhebben gecharmeerd
zij, zecharmerencharmeerdenhebben gecharmeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Charmeren with some of the pronouns.

  • Hij charmeert de jury met zijn zangtalent.
  • Zij charmeert iedereen met haar glimlach.
  • De acteur charmeert het publiek met zijn optreden.
  • De presentatrice charmeert de kijkers met haar spontaniteit.
  • De politicus charmeert de kiezers met zijn overtuigingskracht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Charmeren with some of the pronouns.

  • Hij charmeerde de jury met zijn zangtalent.
  • Zij charmeerde iedereen met haar glimlach.
  • De acteur charmeerde het publiek met zijn optreden.
  • De presentatrice charmeerde de kijkers met haar spontaniteit.
  • De politicus charmeerde de kiezers met zijn overtuigingskracht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Charmeren with some of the pronouns.

  • Hij heeft de jury met zijn zangtalent gecharmeerd.
  • Zij heeft iedereen met haar glimlach gecharmeerd.
  • De acteur heeft het publiek met zijn optreden gecharmeerd.
  • De presentatrice heeft de kijkers met haar spontaniteit gecharmeerd.
  • De politicus heeft de kiezers met zijn overtuigingskracht gecharmeerd.