chillen

Conjugations List of Chillen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikchilchildeheb gechild
jij, je, uchiltchildehebt gechild
hij, zij, hetchiltchildeheeft gechild
wijchillenchildenhebben gechild
julliechillenchildenhebben gechild
zij, zechillenchildenhebben gechild

Presens

Example presens sentences for Chillen with some of the pronouns.

  • Ik chill vandaag in het park.
  • Jij chilt altijd met je vrienden.
  • Hij/Zij/Het chilt graag aan het strand.
  • Wij chillen vaak samen in de avond.
  • Jullie chillen veel op feestjes.

Perfectum

Example perfectum sentences for Chillen with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week gechilld in het winkelcentrum.
  • Jij bent al naar veel coole plekken gechilld.
  • Hij/Zij/Het is net teruggekomen van een lange vakantie en heeft veel gechilld.
  • Wij hebben vandaag al flink gechilld in de achtertuin.
  • Jullie zijn nog nooit zo veel gechilld als deze zomer.