competiteren

Conjugations List of Competiteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcompetiteercompetiteerdeheb gecompetiteerd
jij, je, ucompetiteertcompetiteerdehebt gecompetiteerd
hij, zij, hetcompetiteertcompetiteerdeheeft gecompetiteerd
wijcompetiterencompetiteerdenhebben gecompetiteerd
julliecompetiterencompetiteerdenhebben gecompetiteerd
zij, zecompetiterencompetiteerdenhebben gecompetiteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Competiteren with some of the pronouns.

  • Ik competeer in de lokale atletiekwedstrijd.
  • Jij competeert altijd op hoog niveau.
  • Hij/Zij/Het competeert graag tegen sterke tegenstanders.
  • Wij competiteren als team in verschillende sporten.
  • Jullie competiteren fanatiek voor de eerste plaats.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Competiteren with some of the pronouns.

  • Ik competeerde regelmatig tijdens mijn jeugd.
  • Jij competeerde altijd met veel passie en inzet.
  • Hij/Zij/Het competeerde ook in andere disciplines.
  • Wij competiteerden vaak tegen dezelfde rivalen.
  • Jullie competiteerden jarenlang in dezelfde competitie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Competiteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gecompeteerd in de vorige wedstrijd.
  • Jij bent al eerder gecompeteerd tegen die tegenstander.
  • Hij/Zij/Het heeft veel ervaring opgedaan door te competiteren.
  • Wij zijn trots dat we hebben gecompeteerd op internationaal niveau.
  • Jullie hebben goed gepresteerd toen jullie gecompeteerd hebben.