complotteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | complotteer | complotteerde | heb gecomplotteerd |
jij, je, u | complotteert | complotteerde | hebt gecomplotteerd |
hij, zij, het | complotteert | complotteerde | heeft gecomplotteerd |
wij | complotteren | complotteerden | hebben gecomplotteerd |
jullie | complotteren | complotteerden | hebben gecomplotteerd |
zij, ze | complotteren | complotteerden | hebben gecomplotteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Complotteren with some of the pronouns.
- Ik complotteer regelmatig met mijn vrienden om verrassingsfeestjes te organiseren.
- Jij complotteert vaak om je collega's voor de gek te houden.
- Hij complotteert graag tegen zijn concurrenten om een voorsprong te krijgen.
- Wij complotteren soms om grappige pranks uit te halen met onze familieleden.
- Jullie complotteren altijd om geheimen te bewaren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Complotteren with some of the pronouns.
- Vroeger complotteerde ik veel meer dan nu.
- Toen we jong waren, complotteerden we vaak om stiekem laat op te blijven.
- Hij complotteerde regelmatig met zijn beste vriend, maar ze zijn nu uit elkaar gegroeid.
- In die tijd complotteerde ze om haar baas in diskrediet te brengen.
- Jullie complotteerden stiekem om de wedstrijd te winnen, maar werden betrapt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Complotteren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren samen met haar gecomplotteerd om een prank op onze vrienden uit te halen.
- Jij hebt al vaker complotteerders ontmaskerd en hun plannen verijdeld.
- Hij heeft recentelijk een groot complot ontrafeld en de daders gearresteerd.
- Wij hebben in het verleden samengewerkt en verschillende complotten gesmeed.
- Jullie hebben al veel succesvolle complottheorieën bedacht en onderzocht.