constitueren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | constitueer | constitueerde | heb geconstitueerd |
jij, je, u | constitueert | constitueerde | hebt geconstitueerd |
hij, zij, het | constitueert | constitueerde | heeft geconstitueerd |
wij | constitueren | constitueerden | hebben geconstitueerd |
jullie | constitueren | constitueerden | hebben geconstitueerd |
zij, ze | constitueren | constitueerden | hebben geconstitueerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Constitueren with some of the pronouns.
- Ik constitueer de commissie.
- Jij constitueert het team.
- Hij/Zij/Het constitueert de organisatie.
- Wij constitueren een nieuwe werkgroep.
- Jullie constitueren de raad van bestuur.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Constitueren with some of the pronouns.
- Ik constituëerde de commissie vorige week.
- Jij constitueerde eerdere teams.
- Hij/Zij/Het constitueerde de organisatie in het verleden.
- Wij constitueerden verschillende werkgroepen.
- Jullie constitueerden de oude raad van bestuur.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Constitueren with some of the pronouns.
- Ik heb geconstitueerd met succes.
- Jij hebt het team geconstitueerd.
- Hij/Zij/Het heeft de organisatie geconstitueerd.
- Wij hebben een nieuwe werkgroep geconstitueerd.
- Jullie hebben de raad van bestuur geconstitueerd.