crawlen

Conjugations List of Crawlen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikcrawlcrawldeheb gecrawld
jij, je, ucrawltcrawldehebt gecrawld
hij, zij, hetcrawltcrawldeheeft gecrawld
wijcrawlencrawldenhebben gecrawld
julliecrawlencrawldenhebben gecrawld
zij, zecrawlencrawldenhebben gecrawld

Presens
Beta

Example presens sentences for Crawlen with some of the pronouns.

  • Ik crawl elke ochtend in het zwembad.
  • Jij crawlt als een professional.
  • Hij/Zij crawlt met gemak door het water.
  • Wij crawlen samen tijdens de training.
  • Zij crawlen langzaam maar gestaag vooruit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Crawlen with some of the pronouns.

  • Vroeger crawlde ik elke dag in het zwembad.
  • Jij crawlde als een vis in het water toen je jong was.
  • Hij/Zij crawlde regelmatig tijdens de zomervakantie.
  • Wij crawlden samen tijdens de zwemlessen.
  • Zij crawldden vaak in het meer achter hun huis.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Crawlen with some of the pronouns.

  • Ik heb gecrawld tijdens de wedstrijd gisteren.
  • Jij bent al eerder gecrawld in deze competitie.
  • Hij/Zij is nog nooit gecrawld in open water.
  • Wij hebben al veel gecrawld dit seizoen.
  • Zij zijn gecrawld in verschillende landen over de hele wereld.