debrailleren

Conjugations List of Debrailleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdebrailleerdebrailleerdeheb gedebrailleerd
jij, je, udebrailleertdebrailleerdehebt gedebrailleerd
hij, zij, hetdebrailleertdebrailleerdeheeft gedebrailleerd
wijdebraillerendebrailleerdenhebben gedebrailleerd
julliedebraillerendebrailleerdenhebben gedebrailleerd
zij, zedebraillerendebrailleerdenhebben gedebrailleerd

Presens

Example presens sentences for Debrailleren with some of the pronouns.

  • Ik debrailleer elke dag mijn kamer.
  • Jij debrailleert altijd je haar voordat je uitgaat.
  • Hij/Zij debrailleert de documenten zorgvuldig.
  • Wij debrailleren regelmatig onze kledingkast.
  • Jullie debrailleren de fietsen na elke rit.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Debrailleren with some of the pronouns.

  • Vroeger debrailleerde ik mijn kamer niet vaak.
  • Als kind debrailleerde jij nooit je haar.
  • Hij/Zij debrailleerde de documenten slordig in het verleden.
  • Vroeger debrailleerden wij onze kledingkast alleen voor speciale gelegenheden.
  • Jullie debrailleerden de fietsen niet regelmatig vóór de reparatie.

Perfectum

Example perfectum sentences for Debrailleren with some of the pronouns.

  • Ik heb gedebrailleerd toen ik thuiskwam.
  • Jij hebt je haar gedebrailleerd voordat je naar het feest ging.
  • Hij/Zij heeft de documenten gedebrailleerd voordat hij/zij ze indiende.
  • Wij hebben onze kledingkast gedebrailleerd voor de grote schoonmaak.
  • Jullie hebben de fietsen gedebrailleerd na de lange fietstocht.