dichtlakken

Conjugations List of Dichtlakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklak dichtlakte dichtheb dichtgelakt
jij, je, ulakt dichtlakte dichthebt dichtgelakt
hij, zij, hetlakt dichtlakte dichtheeft dichtgelakt
wijlakken dichtlakten dichthebben dichtgelakt
jullielakken dichtlakten dichthebben dichtgelakt
zij, zelakken dichtlakten dichthebben dichtgelakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Dichtlakken with some of the pronouns.

  • Ik dichtlak de kast om hem waterdicht te maken.
  • Jij dichtlakt de scheur in de muur met acrylverf.
  • Hij/zij/het dichtlakt de envelop zorgvuldig.
  • Wij dichtlakken de dozen voor extra bescherming.
  • Jullie dichtlakken de houten planken voor een mooie afwerking.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dichtlakken with some of the pronouns.

  • Vroeger dichtlakte ik alle pakketjes met de hand.
  • Toen ik jong was, dichtlakte ik altijd mijn zelfgemaakte kaarten.
  • Hij/zij/het dichtlakte elke dag vele enveloppen.
  • Vroeger dichtlakten wij alle meubels in onze werkplaats.
  • Als kind dichtlakten jullie vaak jullie tekeningen om ze te beschermen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dichtlakken with some of the pronouns.

  • Ik heb de kist dichtgelakt voordat ik hem naar de klant stuurde.
  • Jij hebt de nagels dichtgelakt met transparante lak.
  • Hij/zij/het heeft alle brieven dichtgelakt en verzonden.
  • Wij hebben de vouwen in het papier dichtgelakt.
  • Jullie hebben de potjes dichtgelakt om lekkage te voorkomen.