disponeren

Conjugations List of Disponeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdisponeerdisponeerdeheb gedisponeerd
jij, je, udisponeertdisponeerdehebt gedisponeerd
hij, zij, hetdisponeertdisponeerdeheeft gedisponeerd
wijdisponerendisponeerdenhebben gedisponeerd
julliedisponerendisponeerdenhebben gedisponeerd
zij, zedisponerendisponeerdenhebben gedisponeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Disponeren with some of the pronouns.

  • Ik doneer regelmatig aan goede doelen.
  • Jij doneert je tijd aan vrijwilligerswerk.
  • Hij/zij/het doneert geld aan een goed doel.
  • Wij doneren kleding aan de lokale opvang.
  • Jullie doneren voedselpakketten aan mensen in nood.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Disponeren with some of the pronouns.

  • Vroeger doneerde ik regelmatig aan goede doelen.
  • Toen jij jong was, doneerde je vaak je speelgoed.
  • Hij/zij/het doneerde altijd gul aan liefdadigheidsinstellingen.
  • Wij doneerden vroeger veel aan lokale initiatieven.
  • Jullie doneerden elke maand geld aan een goed doel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Disponeren with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week gedoneerd aan het Rode Kruis.
  • Jij hebt al eerder gedoneerd voor dit goede doel.
  • Hij/zij/het heeft een grote som geld gedoneerd.
  • Wij hebben samen geld gedoneerd voor het goede doel.
  • Jullie hebben meerdere keren gedoneerd aan verschillende organisaties.